Een
stadsmuur
of andere
weermuur
heeft een
borstwering
met
kantelen,
schietgaten
en
moordgaten.
Dat is handig bij de
verdediging, maar je moet er dan wel bij kunnen. Achter de borstwering
loopt daarom de
weergang,
waar de verdedigers op lopen. Weinig muren zijn
zo dik dat er bovenop plaats is voor zo'n looppad. Daarom wordt meestal
aan de stadszijde, tegen de eigenlijke muur (de
schildmuur,
een rij
spaarbogen
gebouwd om
de weergang te dragen.
Zijn dit spaarbogen of
spaarnissen?
Voor beide interpretaties valt wat te zeggen.
Wanneer je de muur zelf weg zou halen, blijft er een
arcade
staan in de vorm van een
aquaduct.
Zo gezien zijn het spaarbogen. Maar omdat de ruimte onder de boog normaliter
niet aan twee zijden open is,
kun je het desgewenst ook (heel diepe) spaarnissen noemen.
De pijlers waarop de bogen van de weergang rusten heten dan ook 'steunberen'.
In deze ruimten, die meestal toegang gaven tot lager gelegen schietgaten,
vonden in de middeleeuwen daklozen een schuilplaats. Zoals in die branche
gebruikelijk, het bleven geen flexplekken, gesettelde zwervers timmerden
er al snel hutjes voor meer beschutting.
Die groeiden uit tot
'
muurhuizen',
waarbij de stadsmuur als achtergevel diende. De stad verleende daar vaak vergunning voor, al moesten de
militaire en andere rechten van de stad jaarlijks erkend worden. In de stikkan staan de diepe nissen
vaak aangeduid als 'stadsbogen'.
Veel delen van onze stadsmuren zijn behouden dankzij
de achtergevel-functie: pas als je het huis sloopt, kan de muur weg.
Maar vaak was er in de loop der tijden ook aan de veldzijde bebouwing
tegen de muur ontstaan.
Kon die niet weg, dan werden bij de 'stadsvernieuwing' alleen de woningen
aan de stadszijde gesloopt,
gelijk met de restanten van de weergang op spaarbogen.
Zo'n kale stadsmuur, vanaf het einde van de 19e eeuw (meestal) als monument gekoesterd,
toont bij goed kijken
bouwsporen
van de steunberen met hun spaarbogen. Tussen deze verminkte vlakken zou
de muur (in rondboog-vorm) gaaf
metselwerk
kunnen bevatten. Hoewel 'gaaf'?
De verdwenen huizen hadden daarin
vaak
vensteropeningen
en
muurkasten
uitgehakt, of zelfs om ruimte te winnen, een hele schil weggesloopt.
Bij een restauratie werd dit pokdalige uiterlijk vervolgens vaak vervangen door een veel fraaiere muur,
die echter niets meer vertelt.
Tekst: Jean Penders (02-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders